Beste lezers,
De opleiding diergeneeskunde bestaat 200 jaar, daarom even een blik terug in de tijd.
Zoals u weet is de humane geneeskunde een eeuwenoud vak, welke al in de tijd van de Grieken een zekere status had, maar ook over de zorg voor dieren zijn er overleveringen. Ene Absyrtus had namelijk de geneeskundige zorg over de paarden in het leger van Alexander de Grote in Constantinopel!
Veel later begon in Nederland in 1821 te Utrecht de “Rijksveeartsenijschool”. Het eerste jaar bevatte 24 “Kweekelingen”. Er waren drie docenten die in totaal 16 vakken verzorgden. Het betrof met name erg praktijkgerichte vakken zoals Verloskunde, Hoefkunde, Heelkunde (Chirurgie), Verbandleer en Farmacie. De opleiding kostte in die tijd 400 gulden waarvoor zij onderwijs kregen, maar ook inwoning, voedsel en kleding (blauw uniform met hoed!).
Vooral in het begin was het niveau van de opleiding bedenkelijk omdat de toelatingseisen alleen bestonden uit: mannelijk tussen 17 en 22 jaar, beheersing van de Nederlandse taal en een onbesproken gedrag.
Dit niveau werd door de overheid halverwege de 19e eeuw sterk verbeterd omdat er in Nederland op grote schaal Runderpest uitbrak. De uitbraak werd door de aanwezige veeartsen krachtig bestreden en hierdoor werd de verdere ontwikkeling van de ramp gestopt. Voor het eerst werd er door de overheid met respect over de veeartsen gesproken en er werd geld vrijgemaakt voor een degelijke opleiding. Ook werd de Wet op de uitoefening van de Veeartsenijkunde aangenomen. Hierdoor werd het vak beschermd en er werden strenge eisen aan de toelating tot het onderwijs gesteld.
Er werd een wetenschappelijke basis aan de opleiding gegeven en in 1925 werd de dan ook studie opgenomen in de Universiteit van Utrecht. Vanaf nu heeft het dus dezelfde status als Geneeskunde, Theologie, Rechten, Filosofie en Chemie.
Tot 1920 had de diergeneeskunde alleen maar betrekking op geneeskunde van paarden en vee (de veearts), maar door de toenemende welvaart, voor de recessie van de jaren dertig, was er opeens in de grote steden behoefte aan gezelschapsdiergeneeskunde. De hond en kat werden, uiteraard alleen in de hogere kringen, erkend als onderdeel van het gezin en mochten dus ook zorg krijgen.
Geleidelijk aan, en met name vanaf de jaren zestig, is het aantal dierenartsen steeds verder gestegen. Op dit moment zijn er ongeveer 6500 dierenartsen waarvan rond de 2500 vrouwen. Dit laatste is erg opmerkelijk als je bedenkt dat de diergeneeskunde van oudsher als een echt mannenvak bekend stond. Op dit moment is 90% van de studenten vrouwelijk dus over zeg 40 jaar zal je haast geen mannelijke dierenarts meer tegenkomen!
Ik wens u allen fijne feestdagen toe. En blijf gezond!
Bob Suurenbroek
Dierenarts in Raalte en Heino